De interne voeding van de elektronica wordt doorgaans aangesloten op de veldbuscoupler. De voeding van het veld gebeurt galvanisch gescheiden, hetzij via het voedingsmodule op de buscoupler, hetzij via een apart potentiaalvoedingsmodule. Deze scheiding maakt een aparte voeding van de sensoren en actuatoren mogelijk. Het vastklikken van I/O-modules leidt automatisch tot de doorvoer van de voedingsspanningen (systeemvoeding DC 5 V via de datakontakten en de veldvoeding via de optioneel aanwezige krachtkontakten). Voedingsmodules met diagnose maken bovendien een voedingsbewaking mogelijk. Dit zorgt voor een flexibele, gebruikersspecifieke voedingsopbouw van een station. De stroomvoorziening van de elektronica is beperkt tot een maximumwaarde. Deze waarde is afhankelijk van de gebruikte veldbuscoupler. Als de som van de interne stroomverbruik van alle I/O-modules deze waarde overschrijdt, is een extra systeemvoedingsmodule noodzakelijk. Evenzo mag de voeding van het veld niet meer dan 10 A bedragen. Verschillende potentiaalvoedingsmodules maken echter een nieuwe voeding mogelijk, het vormen van potentiaalgroepen en daarmee de realisatie van noodstopconcepten. Terugwerkingsvrijheid in veiligheidsgerelateerde toepassingen: Om eenvoudig en kostenefficiënt hele groepen van actuatoren centraal en veilig uit te schakelen, kan de stroomvoorziening van de actuator worden uitgeschakeld met behulp van een veiligheidsinschakelapparaat. Dit kan voor elke actuator afzonderlijk worden gedaan of door de voeding van de in een groep samengevoegde stuuruitgangen spanningsloos te maken. Daarbij moet worden aangetoond dat er in geval van een fout, zelfs bij uitgeschakelde stuurspanning, geen terugwerkingen uit andere stroom- of energieketens optreden en dat de gedefinieerde eigenschappen van de veiligheidsfunctie (logica en tijdsgedrag) onveranderd blijven.